Rechten

Alle gedichten op deze blog zijn (c) Peter J.R. Vermaat. Niets hiervan mag zonder toestemming van de auteur worden overgenomen.

donderdag 16 april 2015

Ede kiest volksdichter

Dat het College van B&W geen natuurlijke verbinding met literatuur heeft, was al bekend uit het moeizame voortraject van de vorige Stadsdichterverkiezing drie jaar geleden. Wethouder Weijland deed daar gisteravond nog een schepje bovenop door - voorafgaand aan het bekendmaken van de winnaar - voor de hele zaal zelfs als Sinterklaasdichter hard door de mand te vallen.
Maar uit de uitslag van deze verkiezing blijkt, nog meer dan in 2012, dat zowel jury als publiek vooral behoefte hebben aan een stadsdichter die kan voordragen. De teksten die voorgedragen worden komen op het tweede plan.




Daarom viel er al in de finale niet meer te kiezen tussen wat (wat smalend) poëzie "uit de studeerkamer" genoemd werd en de poëzie van het podium. In de eindstrijd ging het tussen Arno Setz en Harry Oonk. Gezien het feit dat Arno, zowel in zijn teksten als in zijn voordracht wel erg veel leek op Nico Dijkshoorn, werd Harry Oonk de terechte winnaar van de verkiezing. Proficiat, Harry!

V.l.n.r. Arno Setz, PJRV, Harry Oonk


Uit het openingsgedicht dat scheidend stadsdichter Arjan Keene voordroeg, bleek dat Arjan sinds zijn verkiezing drie jaar geleden meer "literair" is gaan schrijven. Van alle voorgedragen gedichten was zijn gedicht naar mijn mening het beste. Dat lijkt een interessante ontwikkeling, zeker wanneer je hem afzet tegen de neiging van de organisatie om meer te kiezen voor het "volkse" element. Ook de keuze van de muzikale omlijsting droeg bij aan die indruk. Dit jaar geen singer-songwriter zoals drie jaar geleden, maar een, weliswaar verdienstelijke, maar zeker niet virtuoze feestband.


V.l.n.r. Erik Hemelt, Jolinda van Alfen, Arno Setx, PJRV, Harry Oonk
Mij is na twee verkiezingsavonden inmiddels genoegzaam duidelijk geworden dat het pad dat Ede bewandelt en het mijne geen gezamenlijk richtpunt kennen. Om in een zaal en voor grotere groepen succes te oogsten met je voordracht, zul je je teksten daarop moeten aanpassen. Voor mij is op dit punt de uiterste grens wel bereikt. Uiteindelijk ben ik een dichter die in ieder geval gelezen wil worden. Dat ik daardoor minder zal worden gehoord, neem ik dan op de koop toe.
Dat gezegd hebbend, kan dit alleen betekenen dat dit de laatste keer was dat ik mij kandidaat stelde voor het stadsdichterschap. Er zal aan mij geen volksdichter verloren gaan. Dit geldt overigens ook voor andere Edese dichters en zeker niet de minste: Henk Knol, Hilbrand Rozema en Mart van der Hiele hebben zich nog nooit kandidaat gesteld. Ik bevind mij dus in goed gezelschap. 

[met dank aan Teunis Bunt voor de foto's]

zaterdag 31 januari 2015

Omzichtig genomineerd! (en je kunt er op stemmen)

Zojuist vond ik het volgende bericht in mijn mailbox:
"Met veel plezier mag ik je melden dat de jury van BoekGoud 2014 jouw boek heeft geselecteerd voor de longlist. Je hebt een mooie prestatie geleverd, en die is nu dus gehonoreerd met een plek bij de top 20 van beste boeken van 2014 die bij Boekscout.nl zijn uitgegeven. Gefeliciteerd met deze status!

Je plaatsing op de longlist betekent dat jij met je boek meedingt naar een plek op de shortlist. Daarop komen de vijf allerbeste titels van 2014 te staan. De auteurs die eind februari op de shortlist komen, worden uitgenodigd voor de spannende bekendmakingsavond op 20 maart a.s. in Soest. Op die avond weten we definitief wie de winnaar is van BoekGoud 2014.

Geniet van deze eerste erkenning van de jury voor je boek. Je hebt die verdiend!

De jury maakt in februari de shortlist op. Mocht jij ook daarvoor worden geselecteerd, dan krijg je daarvan eind februari weer bericht. 

Nu je met je boek op de longlist staat, is er ook een kans dat je de Publieksprijs van € 250 kunt winnen. Dat is dit jaar nieuw bij BoekGoud. We hebben die competitie zó opgezet dat jij zelf ook invloed hebt op je kansen. Zorg dat je zoveel mogelijk mensen die je kent, via Facebook, e-mail of Twitter laat weten dat ze op jouw boek kunnen stemmen! Hieronder vind je een directe link die je kunt gebruiken in jouw ‘wervingscampagne’.  Heel veel plezier, en succes hiermee!"

Hierbij is de wervingscampagne dus begonnen. Stem op mij!


donderdag 29 januari 2015

Omzichtig gelezen 35 (slot) - het laatste woord is aan Papaver


Ik ben normaal niet het type lezer dat kaften bekijkt. Ik blader meestal. Voor de nieuwe bundel, zijn eerste blijkbaar, van Peter J.R. Vermaat maak ik toch een uitzondering. Omdat ik over die foto iets kwijt wil, ik neem aan van zijn zoon, die daar op een heuveltje ergens naar links staart, naar iets wat zich buiten beeld bevindt: die lijkt namelijk gefotoshopt!
Alsof die kleine daar achteraf gewoon in dat landschap werd neergezet.

Natuurlijk is dat niet zo, dat weet ik uit goede bron. Het is een vreemde samenloop van omstandigheden, van licht, van verte, van afstand, van perspectief. Maar het is wel een mooie gelegenheid om dit als intro te gebruiken, want de dichter Vermaat is nu niet meteen een erg toegankelijke dichter. Of is dat maar een eerste zicht, en vergis ik mij. Net zoals ik mij vergiste in die foto op de kaft?

Ik denk dat ik bij het lezen de waarschuwing van de dichter in aanmerking had moeten nemen: omzichtig. De titel van de hele bundel, en misschien bedoelde hij wel dat het heel omzichtig is geschreven, maar net zo goed heel omzichtig moet gelezen worden.
Ik haal eerst maar mijn favoriete taal en beelden naar boven, zo lukraak alsof ze daar zijn neergegooid. In ‘Amersfoortsestraat’ probeert Peter J.R. Vermaat hoe je een beeld van je jeugd, familie, en eeuwigheid gebald in woorden krijgt:

‘Hier stond mijn wieg. Tussen de oude mannen/
werd ik met schuurpapier verschoond/
en smoorden kussen het verwezend huilen.’

Het moet pijn gedaan hebben, zo terug aan je kindertijd te mogen denken, maar het werkt schitterend door. Bovendien lees ik hier zoveel ‘s’-en in drie regels dat het lijkt alsnog het verleden probeert daarover te zwijgen, ‘sttt’, vinger op de mond, meer hoef je in deze poëzie niet bloot te geven.
Ook de moeder wordt niet erg gespaard:
‘de woorden van mijn moeder bleven stug’, boerentaal waarin liefde en vloeken zo dicht bij elkaar liggen dat kinderen daar nauwelijks onderscheid in maken.

Hoe trek je de lezer in je verhaal, betrek je de lezer in je taal?
Zo dus, in het gedicht ‘Wilbrinkbos’:
‘...wijken de paden achterwaarts uiteen/
om argelozen in hun eeuw te lokken.’

Alsof de paden daar hun heel grote armen opendoen, prachtig beeld van wat eerst ontvankelijkheid lijkt, maar eigenlijk veel meer een bijna brutaal binnentrekken is van de argelozen in hun eeuw, in hun vroeger. Ik ben binnen, als lezer! En in de laatste strofe heeft het nog maar eens over de achteloze lezer:
‘Talloos de onbekenden, die aan voetstappen/
niet meer herkenbaar zijn en zeldzaam nu/
de wandelaar die hier mijn sporen vindt.’

Ik denk dat de schrijver daar heel sterk in is. Schrijven over al dat verleden, hoe dat bij elkaar te houden, terwijl er helemaal geen houden meer aan is, het landschap verdwijnt, verandert, en tegelijkertijd proberen af te rekenen met je eigen verleden, in taal.
De dichter is daar heel berekend in. In ‘uitgeweken’ krijgt het landschap niet alleen geluid, maar ook taal, die een beetje staat te patrouilleren, de dichter probeert zich vakkundig te verbergen, en ontspoort in vandaag en valt terug in toen:
‘aanzwellend en wegstervend hoor ik treinen/
achter de grauwe bossen patrouilleren,/
met open ogen glijd ik uit het spoor.’

En dan dat prachtig beeld van toen, dat als een sprookje aan het werk gaat, niet meteen vredelievend, maar toch:
‘...de duisternis die je van achter nadert/
fluistert in je oor en op je schouder leunt.’

Om meteen door te gaan naar angstige beelden in ‘Grijze Veen’, waar meisjes met lichtgevende ogen blijven rondspoken, in een kermisbeeld dat nooit prettig blijkt geweest te zijn, en het ook nooit zal worden.
‘kronkelend bospad met als dwaallichten/
maanspiegelende ogen. Vogelvrij de meisjes/
die van een koude kermis niet thuiskomen.

Met als gevolg dat de dichter geen grond meer heeft om nog te aarden, angst neemt het over, samen met dat scherp beeld, en ingehaakte taal in een gedicht op pagina 23: ’Hell’
‘met houten benen, kromgetrokken voeten/
stel ik het wortelen voortdurend uit/
omdat de aarde dorst en honger heeft.

Trouwens een hele mooie omschrijving van zijn eigen poëtica, denk ik dan. Op het eerste zicht geen grond vinden, wortelen zou hier net hetzelfde als schrijven kunnen zijn, of het vangen van beelden, vegen in het nu, in vandaag, om vroeger terug te vinden in een hopeloze zoektocht. Aarde slurpt alles op, het verleden en het heden, in dat oerbeeld van dorst en honger, moeder natuur die onverzagdigbaar blijkt.
Maar het tweede zicht is anders. Wat eerst niet lijkt te lukken wordt aardig gevangen in taal, in drie simpele regels en eigenlijk in dit hele gedicht. Zijn sonnet, dat er nooit een hoefde te worden, eindigt met taal die vakkundig doet wat op het eerste zicht nooit lukte:
‘... hier op de zandgrond groeit niets dan langzaam / onbrandbaar vlas, donker en onverbeterlijk,/ wie ook de vossen door de velden jaagt.
Ik vrees dat ik mijn leesvossendoor zijn donker en onverbeterlijk onbrandbaar vlas aan het jagen ben. En dat ik dat met heel veel leesplezier doe, jagen in zijn taal.

En daar zit net het plezier in dit hele bundel. Peter J.R. Vermaat probeert naar vroeger te kijken, het toen in het taalkundig vizier te nemen, en dat terug te krijgen naar vandaag, met veel gevraag, met beelden die eerst letterlijk worden opgenomen uit zijn geheugen, om dan met taal van vandaag een injectie te krijgen. Het gevolg is dat het hele bundel niet in de verleden tijd komt te staan, niet in de tegenwoordige tijd, maar in de omzichtige tijd. Tijd die je als lezer nodig hebt om zijn verhaal op te nemen, te herkauwen, te genieten. Bovendien hebben die beelden die elkaar in taal kruisen nogal een gevoel van unheimlichkeit, van sprookjesachtig verval, van gevaar, van afrekeningen. Misschien is dat nu net wat de schrijver in heel dit bundel poogt te doen: afrekenen met het kind van vroeger, met de dichter van vandaag en zien dat het niet lukt, op het eerste zicht.
En daarvan een tweede zicht maken, iets met zicht naar toen, omkijken, omzichtig zien dat je zonder herinneringen in een gat valt, een gat dat de dichter nota bene zelf gemaakt heeft, schrijnvederwijs,een ‘Zeumerse Gat’ op pagina 20, een prachtige gedicht waar beeld en taal 18 regels maken in een sonnet dat er nooit een wil worden en het desondanks toch is.

Dat is wat er met mijn leeservaring ook gebeurt. Van zijn taal schrokken, en niemand die mij de oever hoeft op te sleuren. Ik voel me thuis met open mond, omzichtig, voorzichtig.

Papaver




Omzichtig is te koop via uitgeverij Boekscout: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5183