Rechten

Alle gedichten op deze blog zijn (c) Peter J.R. Vermaat. Niets hiervan mag zonder toestemming van de auteur worden overgenomen.

maandag 31 mei 2010

Het Park verzoop

Ook in 2010 was er weer een editie van het poëziefestival "Het Park Vertelt", voor de zesde keer alweer. Zondag 30 mei bracht ik een grotendeels ernstig verregende middag door in Park Hartenstein in Oosterbeek. Na de zonovergoten uitvoering van 2009 - waar ik mijn podiumdebuut maakte in het gezelschap van Frouke Arns, Mariken van de Bovenkamp en René Hillenaar - was dit toch even andere koek.

De opzet was anders: ook nu nam ik deel aan de dichtwedstrijd (met als prijs de CITER-trofee), maar in plaats van het achtereenvolgens optreden van deelnemers onder de Luifel waren er nu drie groepen deelnemers geformeerd, die op diverse locaties in het park optraden. Zo trok ik deze middag op met Sander Essers en Gerard Scharn.
Nadeel van deze opzet is dat je door de parallelsessies als deelnemers veel minder meekrijgt van de andere deelnemers (zo heb ik slechts 1 persoon van de 3e groep kunnen beluisteren, gelukkig wel de totale 1e groep) en dat in ons geval door het moeten optreden het interview van Ramsey Nasr aan onze neus voorbij ging. Wel kon ik de voordracht van de Dichter des Vaderlands meemaken (en kon ik hem tussen de bedrijven door kort spreken). Wat heeft deze kerel trouwens een fantastische manier van voordragen! Normaliter luister ik met een overwegend "technisch oor" naar dichters, weeg ik hun woordgebruik en probeer ik de constructie van hun beeldgebruik te achterhalen en, laten we eerlijk zijn, de meeste dichters (en zelf ben ik daarop geen uitzondering) kun je veel beter lezen dan horen. Bij Nasr komen taal, klank en stem samen in een bijna muzikale compositie, die in ieder geval mij van begin tot eind geboeid hield.




Meer in de marge van het gebeuren waren de Poëziekoeriers, die met een omgebouwde kinderwagen hun gedichten aan de man brachten, Titi Zaadnoordijk met haar poëziecaravan (in een interview met poëziepuntgl las ik dat ze een blijmoedig mens is en op die eigenschap werd een zwaar beroep gedaan) en de dichter Ü met zijn hokje met "afhaalpoëzie" actief. De in de tent geprogrammeerde band werd wegens gevaar voor electrocutie uit de vaart genomen en eveneens in de tent optredende wedstrijddichters brachten hun woorden daardoor onversterkt ten gehore.

Er is op zo'n festival, naast de obligate kraampjesrij met (al of niet sponsorend) plaatselijk MKB en culturele stichtingen (maar dit jaar zelfs Loesje) en de geprogrammeerde en aan de wedstrijd deelnemende dichters altijd meer te doen. Er was eten en drinken (niet te versmaden koffie!) en er was muziek: behalve de verregende band in de tent waren er twee dames die van onder de Luifel imitatie-jaren dertig Duitse liedjes brachten, zichzelf begeleidend op banjo en neusfluit. Ik weet nooit goed wat er daarvan denken moet: als achtergrondmuziek is het aardig, maar als optreden doet het mij de broek niet bollen. Ik begrijp ook niet helemaal waarom de zangeres Monica Coronado niet op het hoofdpodium optrad, maar haar liedjes vanuit de "kuil" ten gehore moest brengen. Maar zoals reeds gezegd, het optreden van Ramsey Nasr maakte veel goed.

Met Martijn Boele (naar later bleek de winnaar van de CITER-prijs, en terecht!) voerde ik een discussie over de houdbaarheid van voorgedragen teksten en het feit dat ik een dichter die zijn eigen werk voordraagt als een curiosum, en niet meer, beschouw. Iemand als René Hillenaar, wiens stem even smakelijk is als zijn gedichten, blijft een zeldzaam fenomeen. De meeste slammers moeten het hebben van hun podiumact en niet van hun tekst. Martijn was het slechts gedeeltelijk met mij eens, wat gezien zijn eigen optreden begrijpelijk is. Wel ben ik benieuwd hoe hij het er met mijn gedichten vanaf zou brengen.

Na de prijsuitreiking volgde nog een uitweiding van een wethouder over gemeentelijk Cultuurbeleid, dat mij de gelegenheid gaf om juist voor de volgende bui zijn hectoliters loosde naar mijn auto te lopen.
Ik hoop dat het in juli in de Groningse Prinsentuin wat zonniger is.

maandag 24 mei 2010

Terug op eigen basis

Uiteindelijk raken alle internet-dichtsites in de handen van idioten, theetafelkleedjeshakende dames-op-leeftijd of beide. Dit is de Wet van Bitter en H.S.P. Bitter is niet meer. Na een verblijf van bijna vijf jaar op NCRV's DichtTalent is dit personage met enig rumoer vertrokken.
Het besluit was al eerder genomen, maar de wijze waarop kwam tijdens de nazit van het Dichtersfeest in Barendrecht naar boven. Als curiosum daarom hieronder de vijftiendelige Ode aan de Wok.

nok nok! (ode aan de wok 1)

doe open! doe open!
voor de deur staan
licht gekwelde groenten
in hun ruggen sporen
van een bot mes
aufmachen!
de zeester wil in de olie
schroeien en gillen
van haar hete bips
aufmachen! open up!

spleetogen snellen toe
pan in de aanslag
en de aansteker
doet zijn werk




slok (ode aan de wok 2)

drosophiladroog en dorst
naar regenboog laat zij
de hond als elke avond uit
en fluit en fluit
maar hondje komt niet
ergens slaat een deur dicht
en gesmoord gejank dringt
niet meer verder aan

alleen nog uren uitdruipen
en hopen dat weer ongemerkt




jokkebrok (ode aan de wok 3)

ver van de kookplaat sist
het lilamonster, weer ontsnapt
aan de bestrijding van het ongedierte
door zich te vervellen, vreemde
tekens als een schutkleur op
de huid te kladden

en het bloedt niet
nee het bloedt nooit
want het bloed ontbreekt
het stinkt alleen




kok (ode aan de wok 4)

de gek van de dijk is weer los
men fluistert in de bakzaal
het gerucht in mandarijnse
dialecten onderwijl met spatels
alle aanbaksels te lijf gaand
alsof het de gek is die
men moet ontkorsten

voor de balie blijft de
meerderheid weer zwijgen
geduldig wachtend met
andermans lot op hun bord




gok met mok (ode aan de wok 5)

twee tafels verderop klinkt
opnieuw gejuich om grootvader
die nu al vijftig jaar gekleefd blijkt
aan zijn derde vrouw

kleinkinderen uit grondig
onderscheiden nesten lachen
elkaar toe en ondertussen blijven
zij de ander naar het leven staan

een heeft er al opzichtig
met de keukenbaas staan smoezen
en hoopt op geslepen messen

waar een ander minstens zo
doortastend in de gele gids
naar een nummer met een zwaailicht zoekt




lok (ode aan de wok 6)

boven de druk bewegende benen
in het gangpad van vanavond
laten ook de billen zich niet
onbetuigd en evenmin de lange
valse wimpers die als koeien
traag hun knipperfunctie hebben
buigen babbelen de aanslag
van de pen op papier nog
meer onleesbaar dan de lippen
van de dichters in de hoek




hok met bok (ode aan de wok 7)

altijd een noodvoorraad van ruften
om de hoek beschikbaar voor wie
iets te ver de kaken openspert
en roept dat elders in de wereld
honger heerst alvorens hij
de huig opnieuw kan strelen
met gesneden vlees

de horens jeuken schuren
onderlangs de ramen
van de keuken



ouwe sok (ode aan de wok 8)

zo'n zielepik van zestigplus
die nog in ouwe blaadjes stond
(hij jong en onbetekenend
tussen allengs verveeld effect)
steeds met zijn tipp-ex in de weer
(het tekent hem als een leproos)
intussen dienen zich de messen
en de olie aan, de pan op juiste
heetheid en de pepers
o die pepers
in zijn reet




droogdok (ode aan de wok 9)

verkoop gewoon de boot sprak men
maar zei zij dat gaat zomaar niet
er moet een nieuwe motor in
en ook de boegspriet moet een likje
maar wat niemand weten kan en evenmin
bij welke koop is inbegrepen
zijn de sporen van het vreemd gesteente
in het anker en de zachte gang
van stromen die alleen de kiel zich heugt

en die nu niet tot woorden
zullen worden maar patronen
blijven van de voeten
op de kade




kapok (ode aan de wok 10)

alweer gaat het gesprek door
onvermoede tochtgaten van geest
al wordt het hier en daar
blijmoedig dichtgestopt met
uitgekauwde vezels: namen, schijngestalten
er ligt genoeg in vlokken op de vloer




fok (ode aan de wok 11)

weer naar de kust en aan de grond
spreekt zij wanneer de taal
ver buitengaats geraakt is
(zakelijke afspraken van wat
er zonder hond toch mee naar huis mag)
hoe je een dichter met zijn voorraad
beelden en een oude moeder toch per auto
in de polder weet te krijgen
(alles gaat zoals u weet op doorreis)
- en met een knipoog dat zijn roest
nooit rust - o ja zucht zij
het is er eentje deze man
en wat een lieve moeder toch
zo broos en toch
welhaast van staal




rok (ode aan de wok 12)
opeens spartelt de vraag tussen
het brussels lof waar haal jij
het vandaan
en juist staat daar het meisje
om het ijsbuffet nog eens beleefd
te adverteren
nee scheppen is voldoende er komt
hier geen mes meer aan te pas
voor je het weet ligt het
te sissen op het plaatstaal




rock (ode aan de wok 13)

zeg heb je nog gehoord van ruud
ja vrijdag is hij aan de beurt
een gluiperd kon niet tegen zijn verlies
of beter hield zijn winst liever geheim
moet je net ruud hebben je weet
dat die dan zijn robijnen hoed opzet

maar nog zo laat
tja ambtelijke windmolens
die draaien in de winterstand
op automatische piloot
want iedereen was op de weg
met schep en pekelwagen

ik hoop dat ruud
dat zout in open wonden strooit
doorbijten kerel
tot het bot
en dan het merg uitzuigen
tot er taal uitkomt




tok tok (ode aan de wok 14)

is het weer tijd voor haar
je weet wel die
die parttime zwarte weduwe
die hier steeds aan de touwtjes
trekt
en af en toe een poppetje
laat bungelen
totdat het sorry zegt




ode aan de wok (ode aan de wok 15)

ik heb behoefte aan een koe
een koe?
een koe
een haaikoe
een laaikoe een maaikoe
een naaikoe een paaikoe
een raaikoe een saaikoe
een taaikoe een waaikoe
een zaaikoe een aaikoe
een draaikoe een snaaikoe
een kraaikoe een papegaaikoe
een graaikoe een schraaikoe
een vlaaikoe een lawaaikoe
een taaitaaikoe

de wei is kaal
de sloot ligt vol
het geld is op
de tijd is om
het lied is uit
de laatste spleetoog sluit de deur
sluipt uitgeput naar huis
en kruipt daar door het sleutelgat